Array ( )
Array ( [gebruikersnaam] => isasanna )
blogwww.dewereldvanisa.wordpress.com 11:57:12 15 Januari 2016 Permanente link Reacties (2) lang geledenHoii, Het is erg lang geleden dat ik iets op mijn blog heb geplaatst. Dit komt omdat ik druk bezig was met mijn nieuwe blogs. Laatst bedacht ik me dat ik deze blog ook nog had, vandaar dit bericht. De links van mijn nieuwe blogs had ik volgens mij al neergezet. Voor de zekerheid komen ze hieronder nog een keer. www.fantasieverhalen.blogspot.nl : Hierop plaats ik stukken van zelfgeschreven verhalen. www.camerakunst.blogspot.nl : Ik houdt erg van fotograferen. De foto's die ik maak deel ik hier. Op deze blogs plaats ik regelmatig berichten. Misschien plaats ik ook nog wel weer eens een keer een bericht op dit blog. Wie weet :). Het lijkt me wel leuk om weer iets met deze blog te doen, om er vaker berichten op te zetten, alleen moet ik dan even een onderwerp vinden waarover ik kan bloggen. Groetjes!
19:43:41 31 Mei 2014 Permanente link Reacties (0) ...Nog heel even en ik zet het laatste hoofdstuk van dochten van de aarde erop!! Bedankt voor het wachten! 09:37:53 27 Januari 2014 Permanente link Reacties (0) hoofdstuk 23 t/m 33 Luchtpost,
hoofdstuk 23
Een extra lang
hoofdstuk! Tijdens de lessen ben
ik zo zenuwachtig als het maar kan. Ik kan niet stil zitten. Bij de les blijven
is er al helemaal niet bij. Evelien reageert er niet op. Gelukkig maar, want
anders had ik een verklaring moeten geven voor dit alles. Als de bel gaat
schiet ik overeind van mijn stoel. Laatste lesuur is voorbij. Wegwezen hier. Ik
sta al bij de deur van het lokaal als ik word tegengehouden door de stem van de
docente. ‘Allemaal nog even gaan zitten. Ik wil nog wat met jullie bespreken.’
Net op deze dag, op dit tijdstip, wil ze wat met ons bespreken. Hoe is het
mogelijk? Met hangende schouders slof ik terug naar de plaats waar ik zat. ‘Ik
wil de cijfers van het afgelopen proefwerk even terug geven.’ Zegt ze terwijl
ze blaadjes tevoorschijn haalt. ‘De toets is over het algemeen goed gemaakt, op
een paar na dan.’ Ze kijkt wat leerlingen in de klas aan. Ook mij. ‘Als je je
blaadje hebt mag je gaan.’ Gaat de docente verder. Ik tik met mijn voet op de
grond terwijl ik hoop dat mijn blaadje ergens bovenaan ligt. Maar helaas,
steeds meer leerlingen vertrekken. Ook Evelien krijgt haar blaadje. Ik vraag
niet naar haar cijfer. Dat is wel het laatste wat me vandaag kan schelen. ‘Moet
ik op je wachten?’ vraagt ze aan me. Ik schud mijn hoofd. Evelien haalt haar
schouders op en verlaat het klaslokaal. Na 5 minuten lopen de laatste
leerlingen het lokaal uit. Alleen ik zit er nog met een lege tafel voor me.
Mijn blaadje heb ik niet gekregen. De docente schuift de stoel waar Evelien op
zat naar achteren om erop te gaan zitten. Geruisloos legt ze mijn toets papier
voor me. Met hoekige rode letters staat er een drie boven in de rechter hoek.
Ze wacht duidelijk op mijn reactie. Ik reageer niet. Uiteindelijk begint ze te
praten. ‘Dit valt me van je tegen.’ Begint de docent te praten. Ik luister
half. Zelf ben ik ook verbaast over mijn cijfer. Geschiedenis is een vak waar
ik altijd achten op haal, maar ik hou me vooral bezig met het feit dat ik nu
waarschijnlijk te laat thuis kom. ‘In de les ben je er ook niet bij met je
hoofd. Is er iets aan de hand? Thuis? Of op school?’ vraagt de docente. ‘Ik
snapte het hoofdstuk niet.’ Zeg ik terwijl ik voor me uit staar. Ik draai mijn
hoofd naar de docente toe om haar reactie te peilen. Het is duidelijk dat ze
het niet helemaal geloofd, maar toch staat ze op. ‘Ga maar.’ Zegt ze. Zonder
iets te zeggen ren ik het lokaal uit. Net op de dag dat ik met mijn zus iets
afspreek moet die vrouw zo nodig met me praten. Maar terwijl ik op de fiets zit
laat het cijfer me niet los. Het is duidelijk dat door mijn contact met Fenna
mijn cijfers lager worden. Dat moet zeker veranderen. Maar op dit moment gaat
Fenna toch voor. Luchtpost,
hoofdstuk 24 ‘Wat ben je laat!’
zegt mijn zus terwijl ik de keuken in loop. Het is duidelijk te zien dat ze al
een tijdje op me staan te wachten. ‘Ik leg het onderweg wel uit. We gaan.’ Zeg
ik. ‘Ok.’ Zegt mijn zus. We stappen de deur uit. Een tijdje lopen we zwijgend
naast elkaar. Mijn zus verbreekt als eerste de stilte. ‘We moeten uiterlijk om
half zes weer thuis zijn. Dan komt papa namelijk thuis.’ ‘Dat moet mogelijk
zijn.’ Antwoord ik. ‘Waarom was je zo laat?’ vraagt mijn zus terwijl we wachten
bij het stoplicht. ‘Ik had een drie op gs. Dus ik moest even blijven omdat die
vrouw zich zorgen om me maakt.’ Het woord zorgen komt er als een snauw uit. ‘O,
balen.’ Knikt mijn zus begrijpelijk. Na een kwartiertje lopen zijn we bijna bij
de flat. Met elke stap die we dichter bij de flat komen gaat mijn hart sneller
kloppen. Ik krijg het warm. Ik trek mijn jas uit en knoop hem om mijn middel.
We gaan de hoek om. Ik kan de flat nu zien. Daar zit Fenna. Dat is haar
gevangenis. De flat is ineens niet meer een gewone flat. Hij is bedrijgend,
triest, grauw. Ik krijg het er benauwd van. Mijn zus heeft blijkbaar hetzelfde
gevoel, want ze slaakt een zucht. Als we bijna bij de ingang van de flat zijn
gaan we langzamer lopen. ‘Hoe gaan we dit aanpakken?’ vraag ik aan mijn zus.
Zij kwam met het idee om naar Fenna toe te gaan. Dus ik ga er stiekem vanuit
dat ze ook een plan heeft. Mijn zus haalt haar schouders op. ‘Gewoon aanbellen
toch?’ Meteen krijg ik een lichte paniekaanval. Stel dat haar ouders thuis
zijn! Ik wil mijn zus tegenhouden. Mijn zus steekt haar vinger uit om op het
knopje van de bel te drukken. Ik duik naar haar arm om hem weg te trekken. Te
laat. Met ingehouden adem wacht ik op een reactie. Mijn zus staat er ook
gespannen bij. ‘Hallo?’ zegt een stem. Het is duidelijk de stem van een meisje,
maar is het de stem van Fenna? Luchtpost,
hoofdstuk 25 Mijn zus en ik kijken
elkaar paniekerig aan. Mijn zus maakt een gebaar dat ik moet praten. Ik schud
driftig mijn hoofd. Mijn zus knikt weer naar de bel. ‘Hallo?’ horen we nog een
keer. Ik zucht. Wat heb ik te verliezen? ‘Hoi.’ Zeg ik zo zacht dat ik verwacht
dat ze het niet gehoord heeft. Ik heb het mis. ‘Hallo, wie ben jij?’ vraagt de
meisjesstem. Ik negeer om de een of andere rede haar vraag. ‘Ben jij Fenna?’
vraag ik met een vastere stem. Er volgt een lange stilte waarin alleen het
zwaar ademen van het meisje te horen is. ‘Wie ben jij?’ vraagt ze nogmaals met
paniek in haar stem. Nu weet ik zeker dat het Fenna is, anders zou ze niet met
zoveel paniek reageren. ‘Eva.’ Zeg ik. Weer een stilte. Ik verwacht dat er geen
antwoord meer komt. Ik ben erg verrast als ik ineens het zoemgeluid
van de deur te horen. Mijn zus duwt de deur snel open. We komen in een grauwe
grijze hal terecht. Het is er klein en vochtig. Voor ons is een trap. ‘Welke
verdieping moeten we zijn?’ fluistert mijn zus. Ik schud mijn hoofd om aan te
geven dat ik het niet weet. We lopen naar de trap. ‘Naar boven?’ vraag ik. Mijn
zus knikt. Terwijl we op de trap lopen worden onze stappen weergalmd. Bij elke
stap doet het gegalm me in elkaar krimpen. Nadat we zeven trappen zijn
opgelopen komen we bij een deur die open staat. Het ziet er niet echt
uitnodigend uit. ‘Woont ze hier?’ vraagt ik. ‘Ja.’ Komt er achter de deur
vandaan. De deur word wat verder open gedaan. En daar. In de deuropening. Staat
Fenna. Ze is kleiner dan ik had verwacht. Fenna kijkt eerst naar mij en
glimlacht. Dan ziet ze mijn zus staan. Haar ogen worden groot. Ze richt haar
aandacht weer op mij. ‘Je zou het tegen niemand zeggen.’ sist ze. ‘Ik kan het
uitleggen.’ Probeer ik. Fenna schud haar hoofd. Hetzelfde als wat ik altijd
doe. Het idee laat me glimlachen. ‘Kom binnen, ik hoop dat je een goede reden
hebt.’ Zegt Fenna. Ze doet de deur wat verder open. ‘We hebben een goede reden,
Fenna.’ Zegt mijn zus. Ondanks de lieve ondertoon in haar stem kijkt Fenna haar
wantrouwend aan. Fenna draait zich om en loopt haar appartement in. Mijn zus en
ik kijken elkaar aan. Na een korte aarzeling lopen we achter haar aan. Luchtpost,
hoofdstuk 26 Het appartement van
Fenna is erg klein. Er zijn 5 deuren die aan een mini hal grenzen. Fenna loopt
door de hal heen naar de deur die tegenover ons is. Ze doet hem open. Mijn zus
en ik lopen achter haar aan. We komen in een woonkamer met een tafel, een bank
en een bureau met een computer. Fenna gebaart dat we op de bank mogen zitten.
Terwijl we alle drie op de bank gaan zitten blijft het stil. Mailen is toch
anders dan met elkaar praten merk ik nu. Na een tijdje gaat mijn zus verzitten.
‘We zijn hier om met je te praten.’ Zegt ze. Fenna kijkt op en knippert met
haar ogen. Ineens barst ze in tranen uit. Het is zo onverwachts dat ik in
paniek raak. Ik kijk naar mijn zus. Ze knikt naar Fenna. Hetzelfde knikje als
toen bij de bel. Ik schud driftig mijn hoofd. Waarom weet ik niet. Fenna haalt
haar neus op en veegt haar tranen weg. ‘Sorry.’ Fluistert ze. ‘Ik zit al zolang
binnen. Ik wil zo graag naar buiten.’ ‘Dan ga je met ons mee naar buiten.’ Zegt
mijn zus. Fenna kijkt net zo verbaast op als ik. ‘O, ja? Kan dat?’ vraagt ze
hoopvol. Ik werp mijn zus een blik toe. Waarom doet ze dit? ‘Ja.’ Zegt mijn
zus. ‘Zijn je ouders op zaterdag ook aan het werk?’ ‘Ja.’ Fenna knikt bij haar
antwoord. ‘We komen morgen weer en dan ga je mee naar buiten. We zullen je dan
alles uitleggen.’ Terwijl mijn zus een afspraak maakt vis ik mijn mobiel uit
mijn zak. Half 5. ‘Dan gaan we weer.’ Zegt mijn zus. Ze moet me een paar keer
door elkaar schudden voordat ik reageer. Ik ben in gedachten verzonken. ‘Tot
morgen Fenna.’ Zegt mijn zus. ‘Tot morgen.’ Zegt Fenna. Ik krijg een
onopvallend elleboogje in mijn zij. Ik krimp een beetje in elkaar. ‘Tot
morgen.’ Zeg ik met moeite. Ik ben zo van slag dat ik niet eens normaal doei
kan zeggen. Nog voordat mijn zus en ik uit het flatgebouw zijn barst ik los.
‘Waarom vraag je haar mee naar buiten? Dat kan toch niet! Stel dat haar ouders
erachter komen? We krijgen hier zoveel problemen mee!’ schreeuw ik. Mijn zus
maakt een geruststellend handgebaar. ‘Niet zo schreeuwen. Vertrouw me maar.’ Ik
richt mijn gezicht naar de grond terwijl we lopen. Mijn zus vertrouwen? Ik hoop
dat ik dat kan. Luchtpost,
hoofdstuk 27 Ik zit op mijn bed.
Na twee uur wakker liggen had licht aan gedaan. Mijn zus heeft uitgelegd dat
praten met Fenna waarschijnlijk makkelijker gaat als we buiten zijn. Dan heeft
ze niet de druk van haar eigen huis om haar heen. Dat huis brengt haar alleen
maar verdriet. Daar moet ze uit, wil je goed gesprek met haar voeren. Ondanks
de wijze uitleg van mijn zus laat het me niet met rust. Ik sluit mijn ogen. Wat
zou Fenna nu denken? Ik zie haar ook op de rand van haar bed zitten. Met haar
hoofd in haar handen. Ze zit te snikken. Ze denkt na over alles wat er de
afgelopen weken is gebeurd. Ik doe mijn ogen open. Mijn ogen. Niet die van
Fenna. Ik doe het licht uit en ga weer in bed liggen. Als ik nu niet ga slapen
ben ik morgen echt een wrak. Uiteindelijk val ik moeizaam in slaap. Ik krijg
een droom. En, hoe kan het ook anders, deze droom gaat over de ontmoeting
tussen mij, mijn zus en Fenna. Het speelt zich allemaal nog een keer af. Niets
aan op te merken. Tot mijn zus en ik weg gaan. We doen de voordeur open.
Allebei deinzen we terug. In de deuropening staan een man en een vrouw. Allebei
met een woedend gezicht. Achter ons verschijnt Fenna. Ik zie haar naar
adem happen. ‘pap. Mam.’ Vormt ze met haar mond. Veel geluid komt er niet uit.
Ik word in mijn nek gegrepen en weer naar binnen gedragen. Naast me word mijn
zus meegesleurd door de vrouw. We worden naar de woonkamer gesleept. ‘Laat me
los!’ schreeuw ik. Geen reactie. ‘Doe het raam open. Fenna.’ Snauwt de vrouw
die de moeder van Fenna blijkt te zijn. Fenna schud haar hoofd. Ze zit bleek.
‘Fenna.’ De stem van haar vader klinkt dreigend. Weer schud Fenna nee. Haar
vader loopt met grote, dreigende passen op Fenna af. Nog steeds mij
meesleurend. Ik stribbel niet meer tegen. Fenna krimpt in elkaar bij elke stap
die haar vader dichter bij haar komt. Ze sluit haar ogen. Als ze ze weer opent
doet, doet ze het raam open. De moeder van Fenna loopt naar het raam en sleurt
mijn tegenstribbelende zus mee. Ze tilt mijn zus op en. Mijn adem stok in mijn
keel. Mijn zus word naar buiten gegooid. Een ijzige gil dringt tot me door. We
zitten te hoog. Deze val zal ze nooit overleven. Nu word ik opgetild. Ik weet
wat er gaat komen. Ik stribbel niet tegen. Het laatste wat ik zie voordat ik
uit het raam word gegooid is het betraande gezicht van Fenna. Met steken in
mijn buik val ik naar beneden. Er ontsnapt een gil uit mijn mond. Net voordat
ik de grond raak schrik ik wakker. Luchtpost,
hoofdstuk 28 Beetje weinig tijd om
te bloggen.. Toch even een stukje van het verhaal. Hier is hoofdstuk 28! Mijn zus en ik staan
voor Fenna haar huis. Vastberaden drukt mijn zus op de bel. We wachten tot het
zoemgeluid van de deur klinkt. Zodra die klinkt duw ik de deur open. We zijn
nog maar halverwege de eerste trap of Fenna komt ons tegemoet gerend. Ze heeft
een leuk jurkje aan. In haar haar zit een haarband. Ze heeft make-up op. ‘Ik
ben er klaar voor.’ zegt ze opgelaten. Ik kan mijn ogen niet geloven. Dat
verlegen, verdrietige meisje is veranderd in een enthousiast, vrolijk meisje.
Mijn zus is duidelijk ook overdonderd. ‘Euh, jaa, okee.’ Stamelt mijn zus.
Fenna loopt langs ons en huppelt haast naar de deur. Ze trekt de deur open en
snuift de frisse lucht op. Met haar hoofd in haar nek draait ze rondjes om haar
eigen as. Haar haar en jurk wapperen. Ik
glimlach terwijl ik naar haar kijk. Ze is zo vrolijk. ‘Laten we het praten over
de serieuze zaken een andere keer doen.’
Fluister ik terwijl ik mijn hoofd naar het hoofd van mijn zus toebuig.
Mijn zus knikt. Ik zie het niet maar voelt het doordat haar haar langs mijn
wang kriebelt. Ik ben blij dat mijn zus me zo goed begrijpt. ‘Wat zei je?’
vraagt Fenna aan mij. Ik voel dat mijn wangen rood worden. Ik zeg het eerste
wat in me opkomt. ‘Zullen we naar het park gaan?’ ‘Jaa!’ roept Fenna. We
beginnen te lopen. Ik kijk stiekem opzij naar Fenna. Ze lijkt net een klein
kind wat de wereld opnieuw ontdekt. Ik sluit mijn ogen en geniet met Fenna mee. Luchtpost,
hoofdstuk 29 We zitten met zijn
drieën op het bankje. Mijn zus, Fenna en ik. We zitten er al een tijdje. We
hadden eerst een ijsje gehaald. Fenna vist een oud mobieltje uit haar zak. Ze
gaat met een schok overeind zitten. ‘Ik moet naar huis. Mijn ouders komen over
een half uur thuis.’ Zegt ze. We staan met zijn drieën tegelijk op. Zwijgend
lopen we naar het huis van Fenna. Echt veel hebben we niet gepraat besef ik nu.
Ik ben niet veel wijzer geworden over de situatie van Fenna. We komen bij de
flat van Fenna aan. Fenna opent de deur met een sleutel en staat op het punt om
naar binnen te gaan als ik mijn hand op haar schouder leg. Ze draait zich om.
‘Werken je ouders morgen ook?’ vraag ik. Fenna knikt. ‘Morgen zijn we er om
twee uur weer.’ Zeg ik. Fenna knikt weer. Ze loopt naar binnen. De deur valt
geruisloos achter haar dicht. Door het glas van de deur zie ik hoe Fenna naar
de trap loopt. Als ze boven aan de eerste trap staat draait ze zich om en
zwaait naar mij. Ik zwaai terug. Fenna loopt de hoek om. Mijn zus en ik beginnen
zwijgend naar huis te lopen. ‘Ik kan morgen niet.’ Begint mijn zus ‘Ik heb al
afgesproken om huiswerk te gaan maken.’ Ik blijf stilstaan en draai me met een
ruk om naar mijn zus.’Dus ik moet alleen!’ schreeuw ik. ‘Ja, maar dat is toch
niet erg. Je weet dat ze niet boos meer is.’ ‘Maar stel dat haar ouders thuis
zijn!’ ‘Ze zei toch dat die aan het werk waren.’ Mijn zus heeft gelijk. Er is
niets om me zorgen over te maken. Zwijgend lopen we verder naar huis. ‘Moet ik
haar dan morgen vertellen dat jij haar zus kende?’ vraag ik. Mijn zus kijkt me
alleen aan met lege ogen. Langzaam knikt ze.’Vertel het maar.’ Luchtpost,
hoofdstuk 30 Die ochtend word ik
wakker. Ik rek me uit. Meteen voel ik kriebels in mijn buik. Vandaag moet ik
alleen naar Fenna toe. Ik spring uit mijn bed en ga douchen. Daarna trek ik
mijn kleren aan en ga ik naar beneden. Zoals ik had verwacht is mijn zus er
niet meer. Ik kijk op de klok van de magnetron. 11:00 geeft de klok aan. Ik heb
vannacht erg goed geslapen. Ik maak een broodje voor mezelf en klik de tv aan.
Na ongeveer twee en een half uur trek ik mijn jas aan en stap ik de deur uit.
Het is mooi weer buiten. Niet erg warm, maar wel erg zonnig. Er is geen wolkje
aan de lucht. Als ik bij de flat aankom staat Fenna tot mijn grote verbazing al
buiten.’Gaan we weer naar het park?’ vraagt ze met een grote glimlach terwijl
ze naar me zwaait. Ik knik lachend. ‘Is je zus niet mee?’ vraagt Fenna terwijl
we richting het park lopen. Ik schud mijn hoofd. ‘Nee, die had al een
afspraak.’ We gaan op hetzelfde bankje als gister zitten. Ik draai me richting
Fenna. ‘Fenna, ik moet je wat zeggen.’ Fenna draait met haar gezicht naar mij.
‘Dat klinkt serieus.’ Ik knik. ‘Mijn zus heeft jouw zus gekend. Jouw zus maakte
altijd grapjes over de man die haar gedood heeft. Na haar dood hebben die
mensen op het werk afgesproken er niet meer over te praten. Mijn zus heeft dus
het bewijs over dat die man het met opzet heeft gedaan.’ Ik adem een paar keer
diep in en uit. Ik heb alles in een ademteug gezegd. Voorzichtig kijk ik op om
de reactie van Fenna te pijlen. Ze staart met haar mond half open voor zich
uit. Mijn hart gaat harder kloppen. Als ze nu maar niet helemaal in shock is. Luchtpost,
hoofdstuk 31 ‘Dat, dat wist ik
niet.’ Stamelt Fenna. Het is duidelijk te zien dat ze het niet wist. ‘Er zijn
dus nog meer mensen die ervan weten?’ Ik knik naar Fenna. Weer een lange
stilte. ‘Kan ze dan niet naar de politie gaan?’ vraagt Fenna. Dit vind ik een
lastige vraag om antwoord op te geven. Ik zou het heel graag aan de politie
willen vertellen, maar wat mijn zus wil. Dat is de vraag. Vorige keer was ze er
nog heel erg op tegen. Ik haal mijn schouders op. Weer een stilte. Het is
duidelijk dat Fenna niet goed weet wat ze ermee aan moet. Ik vind het ook erg
lastig. ‘Laten we terug gaan naar de flat.’ Zegt Fenna uiteindelijk. We staan
allebei op en beginnen te lopen. ‘Weet je familie ook niet van je bestaan?’
vraag ik uiteindelijk aan Fenna. Ik weet niet waar ik het lef vandaan haal.
‘Natuurlijk weet mijn familie van mijn bestaan. Voor mijn zus haar dood ging ik
gewoon naar school en had ik een sociaal leven. Nadat mijn zus dood ging mocht
ik niet meer naar school en kwam er geen familie bij ons thuis.’ Ik word heel stil
van het antwoord van Fenna. We komen bij haar flat aan. ‘Ga je anders nog even
mee? Mijn ouders zijn nog niet thuis.’ Eigenlijk wil ik niet mee gaan. Ik
wil zo snel mogelijk naar huis, maar uit
beleefdheid zeg ik toch ‘ja.’ Fenna houd de deur voor me open zodat ik naar
binnen kan lopen. We lopen de trappen op en blijven staan voor de deur van het
appartement van Fenna. Ze pakt haar sleutel uit haar zak. Nog voor ze de
sleutel in het slot heeft gestoken word de deur open gedaan. In de deur opening
staan de vader en moeder van Fenna. Fenna hapt naar adem. Ze zien er minder
dreigend uit dan in mijn droom. Haar moeder staat te huilen en haar vader heeft
zo’n uitdrukking van ‘Je stelt me erg teleur.’ Op zijn gezicht. De spanning is
om te snijden. Ik houd mijn adem in. Bang voor wat gaat komen. Luchtpost,
hoofdstuk 32 ‘Waar was je?’ de
stem van de moeder van Fenna slaat over van verdriet. Fenna stamelt wat
onverstaanbaars. ‘Wie ben jij?’ de vader van Fenna richt zich op mij. ‘Eva.’
Zeg ik zachtjes. Ik kijk naar de grond om de blikken van de ouders te
ontwijken. Ik schrik van de onverwachtse beweging van de vader van Fenna. Hij
pakt Fenna haar arm en trekt haar naar binnen. Als ik opkijk word de deur met
een klap voor mijn neus dichtgegooid. Ik blijf daar een tijdje staan. Starend
naar de dichte deur waarachter Fenna vast op haar kop krijgt. Ik draai me om en
loop de trappen af. Ik ben verdoofd. Ik weet niet wat ik moet denken. Zo snel
ik kan loop ik naar huis om de rest van de dag op mijn kamer te zitten. Thuis
zit mijn zus op de bank. Zodra ze de deur hoort komt ze overeind. ‘Hoe was h..’
Ze stopt zodra ze mijn gezicht ziet. ‘O, o. Dat ziet er niet goed uit. Weer
ruzie?’ vraagt ze. Ik schud mijn hoofd en plof op de bank. Ik barst in snikken
uit. Mijn zus gaat geschrokken naast me zitten. ‘Ze, ze hebben haar betrapt.
Haar ouders. Ze, ze weten het.’ Snik ik. Mijn zus zegt niets. We blijven een
hele tijd stil op de bank zitten. Tot onze moeder thuiskomt om het eten te
koken. Zodra ik de deur open hoor gaan veeg ik snel mijn tranen weg. Ze hoeft
niet te weten wat er is gebeurd. Met veel moeite glimlach ik als ze binnen komt
lopen. Na te hebben gelogen dat het goed met me gaat loop ik naar boven om op
mijn bed verder te huilen. Luchtpost,
hoofdstuk 33 Ik rek me uit om de
stijfheid uit mijn spieren te krijgen. Ik ben huilend in slaap gevallen. Mijn
kussen is nat van de tranen. Ondanks mijn verdriet heb ik lang geslapen. Ik
kleed me zo snel mogelijk aan. Ik moet naar Fenna toe. Beneden in de kamer zit
mijn moeder. ‘Waar ga je heen?’ vraagt ze als ze ziet dat ik mijn jas aantrek.
‘Ik ga naar Evelien.’ Lieg ik. Ik voel mijn wangen rood worden. ‘Oke.’ Zegt
mijn moeder. Ze richt zich weer op de krant die ze aan het lezen was. Ik pak
mijn fiets uit de schuur. Hoe sneller ik er ben hoe beter. Nog geen vijf
minuten laters sta ik voor de flat. Ik pakeer mijn fiets tegen de muur en bel
aan. Ik wacht. Er doet niemand open. Ik bel weer aan. Nog steeds geen reactie.
Een vrouw wurmt zich langs mij om een sleutel in het slot te steken.
Waarschijnlijk woont ze hier. ‘Zoek je iemand.’ Vraagt ze aan mij terwijl ze in
de deuropening staat. ‘Euh, ja, de familie Imker?’ ‘Die zijn gister verhuisd.’
Zegt de vrouw. Zodra ze ziet dat ik geschrokken voor me uitkijk trekt ze een
bezorgd gezicht.’Gaat het wel met je? Je ziet bleek!’ ‘Ja, ik ga maar weer.’De
vrouw knikt en loopt de flat in. Ik stap op mijn fiets. Mijn hoofd zit vol met
gedachten. Hoe kan het dat ze zo snel zijn vertrokken? Zou ik haar via de mail
kunnen bereiken? Is ze boos op mij? En het belangrijkste. Waar zijn ze nu? Ik
ben thuis aangekomen. Ik sluip naar boven zonder dat mijn moeder het ziet. Ik
plof op bed. Met de laptop op mijn schoot. Twee weken later Ik heb nog niets
gehoord van Fenna. Misschien is het ook maar beter zo. Ik kan me weer op mijn
vriendinnen en school richten. Toch knaagt het nog aan me. Ik zal haar vinden.
Ooit. Wanneer weet ik niet. Maar ik vind haar. Dat weet ik zeker -Einde- Wat vond je van het
verhaal. En wat vind je van het einde? Zet het bij reacties. Binnenkort is er
weer een nieuw verhaal. 13:54:28 22 Augustus 2013 Permanente link Reacties (0) hoofdstuk 12 t/m 22Luchtpost,
hoofdstuk 12 Ik ben zo snel
mogelijk weer naar huis gegaan. ‘Waarom wil je nu al naar huis?’ had mijn zus
gevraagd. ‘Ik voel me niet zo lekker.’ Was mijn antwoord. Het was deels waar,
want ik had aardige buikpijn gekregen bij het idee dat ik mijn vriendin nu wel
woedend op me moet zijn. Nu zit ik thuis doelloos op de bank te hangen met mijn
mobiel in mijn hand. Ik wil Evelien een sms’je sturen, maar ik heb geen idee
wat ik erin moet zetten. Ik kan me er niet meer onderuit praten. Ik weet geen
excuus. Ik leg mijn mobiel opzij en besluit het sms’en nog even uit te stellen.
Ook maak ik me nu zorgen om Fenna. Wat zal ze denken als ik een week niet terug
mail? En al helemaal na dat botte mailtje. Ik had het nooit moeten versturen.
‘Wat kijk jij boos.’ Zegt mijn vader als hij binnen komt. ‘ja.’ Antwoord ik
kort maar krachtig. ‘Op wie?’ vraagt hij. ‘Op mezelf.’ Antwoord ik. Mijn vader
zucht. ‘Pubers, ik begrijp er niets van.’ Zegt hij lachend terwijl hij naar
boven loopt. ‘Ouders! Ik begrijp er niets van!’ roep ik boos achter hem aan. Ik
pak opnieuw mijn telefoon erbij. Ik zoek het nummer van Evelien op en start een
sms’je Sorry dat ik tegen je heb
gelogen. Het was niet mijn bedoeling, maar na de eerste keer dat je boos was
wou ik je niet nog een keer boos maken. sorry. Ik verstuur het
sms’je. Ik kan toch niets anders bedenken. Ik zak met mijn hoofd op de bank.
Waarom voel ik me nou zo rot? Betere vraag. Waarom kunnen mensen zich rot
voelen? Ik heb het gevoel dat ik elk moment in tranen kan uitbarsten. Ik schud
mijn hoofd. Ik moet me niet aanstellen. ‘We gaan eten!’ klinkt er vanuit de
keuken. Ik sta op en loop naar de tafel. Als ik eenmaal zit zak ik met mijn
hoofd op tafel. Ik voel me zo rot! Luchtpost,
hoofdstuk 13 Fenna Mijn ouders zijn niet
thuis. Ik kijk nog een keer op de computer. Weer geen mailtje van Eva. Ik heb
haar gister terug gemaild. Meestal mailt ze binnen een dag terug. Ik ben een
beetje bang dat er nooit meer een mailtje komt. Ik het laatste mailtje zei ze ook
al dat het geen nut meer had. Er rollen tranen over mijn wangen. Mijn enige
contact met de buitenwereld praat niet meer met me. Ik loop naar het balkon om
even uit te waaien. Heerlijk die frisse lucht. Ik kijk naar beneden. Al die
mensen die langs lopen, ze gunnen mij geen blik. Ze hebben geen idee dat ik
besta en dat ik hier boven naar ze kijk. Weer een golf van verdriet. De
zoveelste van vandaag. Ik zie een vogel. Vogelvrij. Ja, dat zou ik wel willen
zijn. Één vogel! Ik sluit mijn ogen en spreid mijn armen. ‘Hahahaha!’ klinkt er
van beneden. Ik kijk geschrokken naar beneden. Daar beneden staat een meisje me
uit te lachen. De woede die in me opwelt is zo hevig dat ik mezelf niet in
bedwang kan houden. ‘Je zou niet meer lachen als je altijd binnen zit!’ gil ik
naar het meisje. Het meisje kijkt omhoog. Ik ren naar binnen. Wat heb ik
gedaan? Dat moet ik nooit meer doen. Eva Een antwoord op het
sms’je heb ik nog niet gekregen. Het is zaterdag, dus ik hoef niet naar school.
Ergens ben ik daar blij om. Dan hoef ik nog geen excuus aan te bieden aan
Evelien. Want een goed excuus heb ik nog niet. ‘Ga je mee boodschappen doen?’
vraag mijn moeder. Ik sta op en knik. Volgens mijn leugen zou ik dat eigenlijk
gister gaan doen. Waarom zou ik dan vandaag niet mee gaan. Ik stap bij mijn
moeder in de auto. Ze start de motor en we rijden weg. Luchtpost,
hoofdstuk 14 Ik duw het karretje
door de winkel heen en mijn moeder gooit er alles in wat ze moet hebben. Het is
ontzettend saai, maar beter dan op de bank hangen. We zijn net bij de rekken
met koekjes als mijn oog valt op een man die de vakken aan het vullen is. Hij
draait zich om zodat ik zijn gezicht kan zien. Met een schok blijf ik staan. Is
dat niet de man die Merel vermoord heeft? De man loopt weg waardoor ik hem niet
nog een keer kan bekijken. De rest van de tijd dat we in de winkel zijn kijk ik
overal of ik de man nog kan vinden. Hij is nergens meer te bekennen. ‘Ik heb
alles, we gaan afrekenen.’ Zegt mijn moeder. We lopen naar de kassa. Ik vind
het akelig dat ik de man niet nog een keer gezien heb. Nu weet ik het nog niet
zeker of hij het is. De hele weg terug naar huis ben ik de kansen aan het
bekijken dat het echt die man was. Het kan hem zijn omdat hij al uit de
gevangenis is en hij hier blijkbaar voor zijn misdaad ergens in de buurt
woonde, maar toch is het heel onwaarschijnlijk dat die man nu precies in de
winkel moet werken waar ik vandaag kwam. Dat is dan wel hele erge toeval. Het
idee dat die man zo dichtbij kan zijn maakt me een beetje bang. We rijden de oprit
op. Ik doe de autodeur open en ga naar binnen. Nog steeds geen sms’je terug van
Evelien. Uit gewoonte wil ik naar boven gaan om te kijken of ik mail heb. Ik
ben al halverwege de trap als ik bedenk dat mijn laptop is afgepakt. Ik ga naar
beneden om op mijn vaste plekje op de bank te gaan zitten. Na een tijdje te
hebben gezeten loopt er iemand de oprit op waarvan ik het nooit zou verwachten
dat ik haar vandaag nog zou zien. Evelien klopt op het raam. Ik sta op om de
deur open te doen. Ik ben benieuwd wat ze komt zeggen. Luchtpost,
hoofdstuk 15 Ik open de deur.
Evelien staart naar de grond en schuifelt een beetje met haar voet. Ook ik voel
me ongemakkelijk. ‘Hoi.’ Zegt Evelien. Nu pas kijkt ze op. ‘Hoi.’ Antwoord ik
zonder enige emoties. Ik klink heel harteloos vind ik zelf. ‘Ik kwam zeggen dat
ik niet boos op je ben en dat iedereen wel eens liegt.’ Evelien zegt het zo
snel dat ik de zin nog een keer langzaam bij langs moet gaan om het helemaal te
begrijpen. ‘Ok.’ Zeg ik. Het klinkt nog steeds heel grimmig. ‘Ik heb vandaag zo
iets raars me gemaakt.’ Probeert Evelien om een gesprek aan te knopen.
‘Vertel.’ Zeg ik. Ondanks dat ik het niet wil blijft mijn stem chagrijnig
klinken. Ik zie dat ik daardoor bij Evelien het idee wek dat ik nu boos op haar
ben. ‘Kom anders even binnen.’ Ik probeer mijn stem aardig en zacht te laten
klinken. Het lukt. Evelien lijkt opgelucht te zijn dat ik weer een beetje
normaal doe. Ze loopt achter me aan en we gaan samen op de bank zitten. ‘Ik
liep over straat. Je weet wel, langs die flatten.’ Begint Evelien. Ik knik. ‘Nou,
daar stond dus een meisje op het balkon. Ogen dicht en armen gespreid. Ik begon
te lachen. Ze werd woedend! Ze schreeuwde. Eeuh, wat was het ook al weer. O ja.
Ze schreeuwde je zal niet meer lachen als je altijd binnen zit! En toen rende
ze weg.’ Mijn ogen worden groot. Balkon? Altijd binnen zitten? ‘Hoe zag ze
eruit?’ vraag ik aan Evelien. ‘eeuh, geen idee. Daar heb ik niet zo op gelet.
Blond haar? Ja, blond haar.’ Er verschijnen rimpels in het voorhoofd van
Evelien omdat ze zo hard nadenkt. ‘Maar waarom wil je dat weten?’ vraagt ze. Ik
negeer haar vraag. ‘Wacht hier.’ Zeg ik. Zonder op antwoord te wachten ren ik
de trap op. Eenmaal in mijn kamer pak ik het pak papier van mijn bureau. Met
het pak papier in mijn hand ren ik naar beneden. Ik ga weer naast Evelien op de
bank zitten. ‘Was het haar?’ Evelien kijkt eerst mij vragend aan en daarna
kijkt ze naar de foto. Haar mond valt open. ‘Ja. Dat is er. Maar hoe kom jij
aan een foto van haar?’ Ik negeer Evelien haar vraag nogmaals. ‘Waar was het?’
vraag ik. ‘Lastig uit te leggen. Ik weet niet hoe het daar heet.’ ‘Kan je me
ernaar toe brengen?’ vraag ik. ‘Ja, maar waarom?’ ik hoor Evelien al niet meer,
want ik sta al bij de voordeur. Dit is mijn kans om Fenna te vinden. Luchtpost,
hoofdstuk 16 Ik loop naast
Evelien. Ze stelt steeds vragen over waarom ik zo geïnteresseerd ben in ‘dat
meisje.’ Fenna dus. Ik durf haar eigenlijks niets te vertellen. Straks mag dat
van Fenna niet! ‘Hier was het.’ Evelien wijst naar boven. ‘welke verdieping heb
ik niet op gelet, maar het was niet zo heel hoog.’ Ik speur alle deuren af om
te kijken of ze open staan. Een paar staan inderdaad open. Bijna wil ik Fenna
roepen, maar ik houd mijn mond. Stel dat haar ouders thuis zijn! ‘Mag ik nou
eindelijk weten waarom je hier zo graag naar toe wilde?’ vraagt Evelien. Haar
geduld raakt duidelijk op. Nu moet ik snel wat verzinnen. Dat betekend dat ik
weer moet liegen. Daar baal ik ontzettend van. ‘Er woont hier een meisje die ik
vroeger kende. Ze verhuisde en ik wist niet waarheen. Dat vond ik jammer. Nu
weet ik het wel. Dankzij jou!’ Ik geef Evelien een knuffel. Evelien lacht. ‘Nu
heb ik eindelijk antwoord op mijn vraag. Dat duurde echt lang.’ Evelien kijkt
me aan. Ik haal mijn schouders op. ‘Sorry.’ Zeg ik. ‘Geeft niet.’ Zegt Evelien.
‘Ik ben allang blij dat je niet liegt.’ Ik voel een steek in mijn buik. Ik lieg
wel. ‘Wat ga je nu doen met deze informatie?’ Evelien lacht om haar eigen
opmerking. Ik lach ook. Als een boer met kiespijn. ‘Ik kom een keer terug om te
kijken of ze op het balkon staat.’ antwoord ik. Nu spreek ik wel de waarheid.
Als ik mijn laptop terug heb ga ik meteen een mailtje naar Fenna sturen om
te zeggen dat ik weet waar ze woont. ‘Dat kan je nog vaak terugkomen!’ zegt
Evelien. Het is duidelijk dat zij het als een hopeloze zaak beschouwt. ‘Zullen
we naar de winkel om iets lekkers te kopen? Ik heb honger.’ Stelt Evelien voor.
Naar de winkel? Dan kan ik kijken of die man er weer is! ‘Ja is goed!’ zeg ik
vrolijk. Ik loop achter Evelien aan. Misschien kan ik nu zien wie die man is! Luchtpost,
hoofdstuk 17 We staan in de winkel
bij het snoep rek. ‘Waar heb jij zin in?’ vraagt Evelien. ‘Ik heb niet zo’n
honger.’ Zeg ik. Ik hou me op dit moment niet bezig met eten. Ik ben alleen
maar om me heen aan het kijken of ik ergens die man zie. ‘Wat doe je
neurotisch.’ Zegt Evelien terwijl ze me raar aankijkt. ‘Doe ik niet.’ Breng ik
er tegenin. Evelien zucht en richt zich weer op het eten. Daar staat hij. De
schappen te vullen. Ik concentreer me op zijn gezicht op het moment dat hij
zich omdraait. Ik schud mijn hoofd. Hij is het niet. Ik had het verkeerd
gezien. Ik ben teleurgesteld, maar ergens ook wel een beetje gerustgesteld. Dat
betekend dat die enge man niet hier ergens rondloopt, tenminste niet dat ik
weet. ‘Deze neem ik mee.’ Evelien houd een zak drop omhoog. Ze loopt naar de
kassa toe. Ik loop snel achter haar aan. Als we buiten zijn gaan we op een
bankje in het park zitten. Mijn hart begint sneller te kloppen. Dit is het
bankje waar ik de brief van Fenna heb gelezen. Ik denk terug aan dat
moment. Het is nog niet eens 2 weken geleden. Toen wist ik nog haast niets over
Fenna. Nu weet ik waarschijnlijk zelfs al waar ze woont. Ik weet niet zo goed
hoe ik het moet aanpakken. Moet ik wachten tot ik mijn laptop terug heb? En als
ik hem heb moet ik het haar dan wel vertellen. Of schrikt dat alleen maar af?
Want zij verwacht denk ik niet dat ik weet waar ze woont. Waarschijnlijk wil ze
niet eens dat ik het weet. Ze is vast bang dat ik dan contact opneem met haar
ouders. Doordat ik zo diep in gedachten verzonken ben merk ik niet dat Evelien
de zak drop voor mijn neus houd. Nadat ze hem bijna in mijn gezicht heeft
gedrukt merk ik het. ‘Ik hoef niet.’ Zeg ik. ‘Waar denk je over na?’ vraagt
Evelien. ‘Over niets.’ Antwoord ik duf. Evelien schud haar hoofd. Dit is de
eerste keer dat ik zie dat zij dat doet. Ik denk meteen terug aan die keer in
de klas toen ze mij erop aansprak. ‘Ik ga je denk ik nooit echt goed
begrijpen.’ Zucht ze. ‘Hoeft ook niet.’ Zeg ik met een kleine glimlach. Evelien
glimlacht terug. Zwijgend blijven we nog een tijdje zitten. Luchtpost,
hoofdstuk 18 Ik zit aan tafel te
eten. Zoals altijd is het stil en heeft niemand wat te vertellen. Ik moet nog 6
dagen wachten voor ik mijn laptop weer terug krijg. Na het eten moet ik
meehelpen met de tafel afruimen. Terwijl ik aan het afruimen ben denk ik na. De
kans dat ik Fenna een keer op het balkon zie staan is heel klein. Maar om nou
nog 6 dagen op mijn laptop te wachten. Ik kan natuurlijk ook een mailtje op
school sturen, maar dan is de kans dat iemand over mijn schouder meeleest heel
groot. Dat risico wil ik niet lopen. ‘Ik ga naar boven.’ Zeg ik als ik klaar
ben met de tafel afruimen. Mijn moeder knikt. Ik ren de trap op. Tot mijn grote
verbazing staat mijn kamerdeur open. Ik loop naar binnen. Mijn zus zit op mijn
bureau stoel en kijkt me aan. ‘Wat doe jij hier?’ vraag ik. Het klinkt niet
onaardig, maar ook niet super vriendelijk. ‘Wat is dit?’ mijn zus negeert mijn
vraag en houd de brief van Fenna omhoog. Ik voel dat ik rood word. ‘Geef hier.
Dat is van mij.’ Zeg ik terwijl ik naar mijn zus toe loop om de brief te
pakken. Mijn zus gaat staan en houd de brief boven haar hoofd zodat ik er niet
bij kan. Dat doet me denken aan vroeger. Vroeger, als mijn zus en ik ruzie
hadden, pakte ze altijd iets van me af en hield dat dan boven haar hoofd. Omdat
ze toch wel een stukje ouder is en dus ook wat groter kon ik er dan niet bij
komen. Daarom ging ik haar dan altijd duwen zodat ze omviel en ik het gene wat
ze had afgepakt weer kan pakken. Één keer was dat mis gegaan. Mijn zus was toen
ze viel met haar hoofd op de punt van een klein tafeltje gekomen. Ze moest
meteen naar de dokter omdat ze een gat in haar hoofd had. Dat heeft toen zoveel
indruk op ons allebei gemaakt dat mijn zus daarna nooit meer wat afpakte. Dit
was dus weer de eerste keer sinds een heel lange tijd. ‘Je krijgt het pas
terug als je me alles uitlegt. En niet liegen want ik heb het gelezen.’ Ik
zucht. Er zit niets anders op dan de waarheid vertellen. Of Fenna het nou wil
of niet. Luchtpost,
hoofdstuk 19 Ik vertel mijn zus
alles. Over de brief die ik vond in het park. Over de nachtmerrie. Over het
e-mail adres. Over het feit dat ik nu waarschijnlijk weet waar ze woont. Mijn
zus kijkt me met een denkende blik aan terwijl ik dit alles vertel. Ze knikt
een paar keer begrijpelijk. ‘Nu weet ik waarom je zo aan je laptop verslaafd
bent, maar je mag die van mij wel gebruiken.’ Ik kijk mijn zus dankbaar aan.
‘Echt? Je bent de beste!’ ik wil haar om de hals vliegen, maar ze houd me
tegen. ‘Merel heb ik gekend.’ Zegt mijn zus. Ik geloof haar eerst niet maar aan
de serieuze blik in haar ogen te zien spreekt ze de waarheid. ‘Hoe?’ vraag ik.
Ik houd mijn adem in terwijl ik wacht op haar antwoord. ‘We hebben samen in de
supermarkt gewerkt.’ Zegt mijn zus. Ze wil nog wat zeggen maar sluit haar mond.
Een lange stilte. ‘Ik weet denk ik waarom Merel is gedood door die man.’ Mijn
mond valt open. ‘Waarom heb je dat nooit tegen de politie gezegd!’ Er klinkt
woede in mijn stem. Mijn zus krimpt in elkaar. Ineens is ze niet meer de grote
zus maar een klein meisje. Bang voor wat gaat komen. ‘Ik, ik weet het niet
zeker.’ Stamelt ze ‘Die man werkte in de supermarkt. Elke pauze stonden Merel,
ik en nog een paar andere bij elkaar. Merel maakte altijd grapjes over die man.
Na een maand vol flauwe grapjes schoot de man Merel neer. Uit angst hebben ik
en de andere die ervan wisten afgesproken dat we er nooit meer over zouden
praten.’ Het klinkt als een griezelverhaal dat je bij een logeerpartijtje vertelt. Mijn zus
kijkt me aarzelend aan. Ik kan alleen maar knikken. Ik wil haar vertellen dat
ik een man in de winkel heb gezien die eruit zag als die man. Dat ik nu begin
te twijfelen. Dat we dit nu naar Fenna moeten mailen. Maar ik kan alleen maar
knikken. De tranen stromen over mijn zus haar wangen. Al die tijd heeft ze
hiermee rondgelopen, is ze het bijna vergeten. Doordat ik die stomme brief heb
gevonden heb ik alles nu weer naar boven laten komen. ‘We moeten Fenna mailen
en het aan de politie vertellen.’ Zeg ik. Mijn zus schud driftig haar hoofd.
‘Dat word mijn dood.’ Fluistert ze. ‘anoniem.’ Ze ik. ‘Eerst mailen.’ Zegt mijn
zus. Ik knik. ‘Ja, we moeten eerst mailen.’ Luchtpost,
hoofdstuk 20 We zitten op de kamer
van mijn zus. Ik ben ingelogd op mijn e-mail adres. Ik heb 3 nieuwe mailtjes
van Fenna. Aan:Eva.@home.nl Van:FennaImker@home.nl Onderwerp: Het heeft wel zin Hoi eva. Het heeft wel zin.
Doordat wij contact hebben voel ik me veel minder eenzaam. En als ik ooit een
keer uit huis ga kan ik je opzoeken. Sinds 5 jaar heb ik eindelijk weer één
vriendin. Groetjes Fenna Ik open het tweede
mailtje. Mijn zus leest over mijn schouder mee. Aan:Eva.@home.nl Van:FennaImker@home.nl Onderwerp:Boos? Hoi Eva. Ben je boos op mij. Dan
zeg ik sorry. Je moet niet boos zijn dat ik je niet vertel waar ik woon. Ik
beloof je dat ik je het ooit zal zeggen. maar nu gewoon nog niet. Wil je
alsjeblieft weer reageren? Groetjes Fenna Ik krijg een brok in
mijn keel. Ze denkt dat ik boos op haar ben. Ik open het derde en het laatste
mailtje. Aan:Eva.@home.nl Van:FennaImker@home.nl Onderwerp:waarom? Waarom reageer je niet meer? Is
dit het einde van het contact? Het klinkt misschien dramatisch maar ik zit hier
met tranen in mijn ogen. Ik heb toch sorry gezegd? Waarom ben je boos? Groetjes
Fenna Ik wil bijna tegen de
laptop schreeuwen dat ik niet boos ben, maar ik houd me in. Mijn zus zit naast
me. Ik kijk haar aan om haar reactie te pijlen. Ze schud haar hoofd. ‘dat meisje
is eenzamer dan ik had verwacht.’ Fluistert ze. Ze is duidelijk verbaast en
geraakt. ‘Terugmailen?’ vraag ik voor de zekerheid. Ik twijfel ineens over
alles wat ik doe. ‘Natuurlijk.’ Zegt mijn zus. Luchtpost, hoofdstuk 21
Voor ik ook nog maar
één letter in de mail heb gezet zegt mijn zus iets heel slims. ‘Heeft ze geen
msn?’ vraagt ze. Mijn hart maakt een sprongetje. msn! Natuurlijk! Ik open mijn
msn. En daar. Achter de naam van Fenna. Staat een groen bolletje, wat betekend
dat ze online is. ‘Begin een chat!’ schreeuwt mijn zus bijna. Ik open de chat. Eva: hoi Fenna: Hallo Eva: Ik ben niet boos. Mijn laptop was afgepakt en
tjaa. Het is een lang verhaal Fenna: Ik snap het Eva: wat klink je down Fenna: je weet het Eva: Wat weet ik? Fenna: waar ik woon. Ik zag je wel voor de flat staan
hoor. Samen met dat meisje wat me heeft uitgelachen! Eva:…. Fenna: doei. Ik spreek je nog wel eens Ik neem niet eens de
moeite om doei terug te sturen. Ze is echt boos op me. Hoe zal ze wel niet
reageren als ik vertel dat mijn zus alles weet. En dat mijn zus haar zus heeft
gekend. Ik voel me best wel gekwetst. Ik heb naar haar geluisterd, ik begreep
haar en nu is ze boos. Ik zak met mijn hoofd op het bureau. ‘Moet je morgen
naar school?’ vraagt mijn zus. ‘Ja. Ik moet naar school. Hoezo?’ Mijn zus kijkt
me bedenkelijk aan. ‘Na schooltijd gaan we naar haar huis en met haar praten.
Dit contact over de computer kan alleen maar fout gaan.’ Ik kijk verbaast naar
mijn zus. ‘En dit beslis jij nu even?’ vraag ik. ‘Ja.’ De stem van mijn zus is
vastberaden. Zo vastberaden dat ik het een goed idee begin te vinden. Bozer dan
dit kan ze toch niet op me worden. Ik knik. ‘Morgen gaan we naar haar toe.’ Luchtpost,
hoofdstuk 22 Daar ben ik weer!
Hier is het volgende deel van mijn verhaal. 13:53:35 22 Augustus 2013 Permanente link Reacties (0) hoofdstuk 1 t/m 11Luchtpost.
inleiding Luchtpost,
hoofdstuk 1 Fenna Langzaam laat ik de
brief vallen. Hij dwarrelt naar beneden langs de ramen, tot de wind de brief
wegvoert van de flat. Ik weet dat dit niet zal helpen, maar het voelt toch fijn
dat iemand mijn verhaal zal lezen. Ik voel alleen de angst dat mijn ouders de brief
vinden. Ik draai me om om naar binnen te gaan. Mijn verhaal gaat nu de wijde
wereld in. Eerst het verhaal en dan ik. Eva Er is nog niemand in
het park en dat vind ik juist fijn. Het is eerlijk om ’s ochtend vroeg hard te
lopen. Op het moment dat ik moe begin te worden zie ik wat liggen op de grond.
Ik pak het op. Het is een dik pak papier. Ik loop naar het dichtstbijzijnde
bankje en ga zitten. Ik sla de eerste pagina van het dikke pak papier open. Er
word een foto onthult van een lachend meisje met kort blond haar en blauwe
ogen. Op haar neus zijn een paar kleine sproetjes te ontdekken. Ik sla nog een
pagina om. Op deze pagina staat een heel verhaal. Ik begin te lezen. Hallo, ik ben Fenna, 15 jaar en woon in een
flat. Ik haat het dat niemand mij kent en daarom schrijf ik dit. Het begon 5
jaar geleden. Ik was 10, mocht gewoon naar buiten, ik ging naar school en had
het reuze naar mijn zin. Tot het moment dat mijn zus, toen 19 jaar, uit ging.
Dat deed ze wel vaker. Maar nu kwam ze niet meer terug. Er bleek een of andere
gek zijn geweest die in het rond heeft geschoten. Hij is opgepakt, maar mijn
zus belande ernstig gewond in het ziekenhuis. Een dag later overleed ze aan
haar verwondingen. Op die dag hebben mijn ouders besloten dat ik niet meer
buiten huis mocht komen. Ze hadden zoveel verdriet en ze wouden mij niet ook
nog verliezen. Ik slik en voel een brok in mijn keel komen. Niet buiten
mogen komen, het lijkt mij een ramp. En je zus verliezen. Ik schud mijn hoofd.
Ik moet er niet aan denken dat ik mijn zus verlies. En toen begon de thuisles. Ik heb geen idee of mijn oude vrienden nog
naar me hebben gezocht, maar ze zijn mij nu vergeten. Ik zit nu al 5 jaar vast
in mijn huis. Het enige waar ik een beetje buiten kan komen is het balkon bij
de kamer van mijn ouders, maar dat kan ook alleen als ze aan het werk zijn. Ik
voel me zo alleen hierbinnen. Ik begrijp de gevoelens van Fenna, maar ik
zal het nooit helemaal kunnen begrijpen. Ik heb het zelf nooit meegemaakt. Luchtpost,
hoofdstuk 2 In het begin wou ik het niet
accepteren. Ik snapte niet waarom ik binnen moest blijven. Ik werd boos,
stampte op de grond en sloeg met deuren. Ik heb zelfs eens een keer 2 dagen
niets gegeten. Steeds zeiden mijn ouders weer hetzelfde ‘later zal je het wel
begrijpen.’ Het is nu 5 jaar later. Ik begrijp het nog steeds niet. Mijn woede
is gezakt, ik heb het leren accepteren. Accepteren? Ik zou het nooit kunnen accepteren.
Volgens mij zou ik voor altijd boos blijven. Ik hoop ergens dat je mijn verhaal begrijpt. Meer heb ik niet te
vertellen. Veel groeten van mij Fenna Imker. De volgende pagina is blank.
Er staat niets meer op. Ik laat het papier zakken en sluit mijn ogen. Ik moet
dit verhaal even laten zinken. Ik zou zo graag eens met die Fenna willen
praten. Internet! Ik schiet overeind. Internet bied eigenlijk altijd wel
uitkomst. Ik sta op en stop het pak papier onder mijn arm. Op een rustig tempo
ren ik naar huis. Na vijf minuten rennen laat ik het pak per ongeluk
vallen. Ik pak het gauw weer op. Er valt een blaadje uit. Ik pak het op. Het is
een krantenbericht. Die was me helemaal niet opgevallen. Ik ren een stukje
verder tot ik weer een bankje tegenkom. Daar ga ik op zitten om opnieuw wat te
lezen. Gisteravond is er geschoten in
het centrum. Wie de dader is is nog niet bekend. Het is wel bekend dat het een
man was van ongeveer 40 jaar. Hij is opgepakt. Het meisje Merel Imker is
geraakt en met zware verwondingen naar het ziekenhuis gebracht. De ouders
zeiden het volgende ‘Het is zo verschrikkelijk dat je enige dochter word getroffen
door zo’n verschrikkelijk ongeluk. We hopen dat de dader een zo hoog mogelijke
straf krijgt.’ Merel is 19 jaar. We kregen niet de mogelijkheid om met haar te
spreken. Mijn mond valt open.
Ook toen Merel nog niet dood was hebben ze gelogen over het bestaan van Fenna!
Hoe ongelofelijk gemeen. Onder het krantenbericht is nog een krantenbericht
geplakt. Merel Imker die getroffen werd
tijdens de schietpartij is overleden aan haar verwondingen. Volgens het
ziekenhuis was de kans dat ze bleef leven heel klein. Haar ouders wilden geen
commentaar geven. De dader moet aankomende vrijdag voor de rechter komen.
Het bericht is erg oud, maar ik vind het nog steeds schokkend om te lezen. Ik
begin te twijfelen aan mijn plan om Fenna op het internet op te zoeken. Als ze
ook niet in de krant word genoemd. Over Merel is vast genoeg te vinden. Ik sta
op en stop de krantenberichten goed tussen de papieren en begin weer te rennen.
Na een kwartier kom ik thuis aan. ik doe de deur open en ga gelijk naar mijn
kamer. Ik klap mijn laptop open, die nog aanstond, en zoek op google Fenna
Imker op. Gespannen wacht ik tot de resultaten zijn geladen. Luchtpost,
hoofdstuk 3 Niets, Ik kan
helemaal niets vinden. Ik scrol door de resultaten. Alle zoekresultaten zijn of
op de naam Fenna of op de naam Imker gericht. Niet de combinatie ervan. Ik klik
afbeeldingen aan. Plaatjes van bijen met een imker zijn er genoeg en er lopen
veel mensen die Fenna heten op deze aarde rond, maar de goede zit er niet bij.
Ik wil het net gaan opgeven, tot ik een foto vind. Schoolklas 2007,
groep 6, Fenna Imker. Snel klik ik op de
foto. Met weinig geduld wacht ik tot de site waar de foto opstaat is geladen.
Het is de site van de school waar Fenna blijkbaar heeft opgezeten. Onder de
foto staan alle namen die er in groep zes zaten. Ze staan op volghorde hoe de
kinderen op de foto staan. Fenna haar naam staat als vierde van de tweede rij.
Ik maak de foto groter en zoom in op het meisje wat Fenna moet zijn. Ik had
haar bijna niet herkent door de twee staartjes die ieder aan een zijkant van
haar hoofd zitten. Het valt me op dat ze wel dezelfde lach heeft op deze foto,
als op de foto die bij de papieren zat. Mijn moeder roept dat we gaan eten. Ik
klap mijn computer dicht zonder hem af te sluiten en loop naar beneden. Mijn
ouders en mijn zus zitten al aan tafel. Stil begin ik te eten. Het valt me nu
pas op dat het leeftijd verschil tussen Fenna en Merel erg groot is. 9 jaar.
'Wat ben je stil.' Mijn zus stoot mij aan. Ik kijk op en gun haar een lach,
maar meer ook niet. Mijn hoofd zit veel te veel in het verhaal van Fenna om
ergens over te praten. Na het eten loop ik naar boven om weer achter mijn
laptop te gaan zitten. Er spoken allemaal vragen door mijn hoofd. Ik een
potlood en een papiertje. Ik ga alle vragen opschrijven. Misschien komt er dan
een beetje orde in mijn hoofd. Nog voor ik ook maar één goede zin op papier kan
zetten breekt de punt van mijn potlood af. Ik trek een laatje onder mijn bureau
open en begin er in te rommelen. Na 5 minuten heb ik de puntenslijper gevonden.
Ik slijp de punt van mijn potlood boven mijn bureau, berg de puntenslijper weer
op en ga weer goed zitten om te schijven. Ik zucht. Dit schiet niet op. Ik weet
geen enkele vraag meer. Sterker nog. Ik weet heel veel vragen, maar ik weet
gewoon niet welke goed zijn. Ik laat mijn potlood op mijn bureau vallen, trek
mijn pyjama aan, zet mijn wekker op de goede tijd en plof op bed. Ik ben ineens
ongelofelijk moe. Zonder mijn tanden te poetsen of mijn make-up van mijn
gezicht te halen val ik in slaap. Luchtpost,
hoofdstuk 4 Ik loop in het park.
Zoals ik wel vaker doe, maar nu is het anders. Het is erg druk in het park. Ik
voel mijn hart even stil staan. Daar voor mij loopt Fenna. 'Fenna!' roep ik. Ze
loopt gewoon door. Ik begin naar haar toe te rennen. Op het moment dat ik bij
haar ben, is ze verdwenen. Ik kijk verbaast om me heen. Daar, ongeveer 15 meter
verderop, loopt Fenna weer. Ik knipper met mijn ogen en begin weer te rennen.
Weer verdwijnt ze als ik bij haar ben en weer komt ze 15 meter verderop
terecht. Uitgeput zak ik op een bankje. Naast me zit een man de krant te lezen.
De voorkant trekt mijn aandacht. Er staat een gigantische foto van Fenna op de
voorkant! Ineens voel ik een hand op mijn schouder. Geschrokken kijk ik op. De
man die de krant las kijkt me nu recht in mijn ogen aan. 'Ken jij dat meisje?'
vraagt hij doordringend. Ik krijg geen woorden uit mijn mond, dus ik schud mijn
hoofd. 'Je liegt!' schreeuwt de man. Hij schud
me door elkaar. Op dat moment verschijnt Fenna achter de man. Ze lacht.
Ze lacht me uit. De man geeft me een klap tegen mijn hoofd. Ik word wakker. Mijn haar plakt aan
mijn hoofd door het zweet. Het was een droom. Het was gewoon een nare droom.
Het is nog een half uur voordat het 7 uur is. Ik stap mijn bed uit. Eerst even
een warme douche nemen. Dat helpt altijd. Nadat ik heb gedoucht en me heb
aangekleed loop ik naar beneden. De droom is een beetje weggezakt, maar ik zie
steeds weer Fenna voor me die me uitlacht. Waarom lachte ze me uit? En wie was
die man? Ik schud mijn hoofd. Ik moet me niet bezig houden met een droom. Ik
moet me bezig houden met de werkelijkheid. Mijn tas staat al klaar bij de deur.
Mijn moeder heeft hem vast voordat ze weg ging klaargemaakt. Ik check snel nog
even of alles erin zit. Als dat zo blijkt te zijn, pak ik een broodje en loop
ik de deur uit. Binnen een paar minuten zit ik op de fiets. Ik had gedacht dat
ik mijn droom snel kwijt zou raken, maar hij blijft zich de hele tijd herhalen
in mijn hoofd. Vooral de man komt steeds terug. Er was iets raars met hem. Ik
sluit mijn ogen, ondanks dat ik op de fiets zit. Met een schok doe ik ze weer
open. Hij had pistool. In zijn zak. Het valt me nu pas op. Ook dat er boven de
foto van Fenna gezocht stond. Ik stap van mijn fiets af. Ik moet niet zo raar
doen! Ik moet er nu niet allemaal dingen bij gaan verzinnen. Ik maak mezelf nog
gek. Snel stap ik weer op mijn fiets voordat ik te laat kom. Luchtpost,
hoofdstuk 5 Ik staar uit het
raam. Ik zit naast mijn beste vriendin Evelien. Ze is duidelijk druk bezig met
haar mobiel die ze onder haar tafel heeft. ‘Lekker aan het werk.’ Fluister ik
lachend. ‘Alsof jij zo druk bezig bent, met dat naar buiten kijken van je!’
krijg ik terug. Ze heeft gelijk. Ik kijk de hele dag al naar buiten. Ik ben
afwezig. De puzzelstukjes beginnen een beetje op zijn plek te vallen. Ik weet
nu wie de man uit mijn droom is. Het is de man die Merel heeft
neergeschoten. Vandaar dat hij een pistool bij zich had. Ook het gezocht boven
Fenna haar naam is nu duidelijk. De man zoekt Fenna om haar ook neer te schieten.
Ik weet heel goed dat dat onzin is, maar op de een of andere manier heeft mijn
hoofd dat zo gekoppeld. Waarom Fenna mij heeft uitgelachen blijft voor mij een
raadsel. Ik schud mijn hoofd. ‘Je doet het weer.’ Zegt Evelien. ‘Ik doe wat
weer?’ vraag ik haar. ‘Je schud met je hoofd. Blijkbaar denk je ergens over na
en moet je daarbij de hele tijd je hoofd schudden. Dit lesuur al 7 keer.’
Evelien lacht bij haar uitleg. ‘Je hebt blijkbaar een soort tik.’ Ik schud mijn
hoofd. ‘Ik heb geen tik.’ Breng ik ertegenin. ‘8 keer. Je schudde weer je
hoofd.’ Ik draai me mijn hoofd weer naar het raam toe. Dit gesprek is zonde van
mijn tijd. Evelien richt haar aandacht weer op haar mobiel. De bel gaat.
Iedereen staat sloom op. Ik ben uitgeput, ook al heb ik vandaag niet zo veel
gedaan. ‘Geen huiswerk voor morgen.’ Zegt de docent nog voordat ik het lokaal
verlaat. ‘Kan je fietsen?’ Vraagt Evelien. Ik knik. Zwijgend loop ik met
Evelien mee naar buiten. Nadat we een kwartier hebben gefietst slaat Evelien
zonder iets te zeggen af. Deze weg moet ze in om bij haar huis te komen. Ik
moet nog een stukje rechtdoor. Volgens mij is Evelien aardig boos op me omdat
ik de hele tijd zo stil ben. Ik parkeer mijn fiets in de schuur en loop naar
binnen. Mijn tas gooi ik op tafel. Mijn ouders zijn allebei nog niet thuis en
mijn zus gaat in de stad naar school. Ik loop de trap op naar mijn kamer.
Vandaag ga ik op de naam Merel Imker zoeken. Daar vind ik vast wel wat op. Ik
ga op mijn bureaustoel zitten. Ik wil het pak papier pakken, maar het zit onder
de puntenslijpsel. Snel veeg ik het eraf. Er staan nu lichte potloot strepen op
het papier door mijn geveeg. Gelukkig was het een leeg papier. Ik val bijna om
van de schrik. De vegen hebben iets onthult wat ik nooit uit mezelf had kunnen
vinden. Heel licht is er nu een e-mail adres leesbaar. Blijkbaar stond dat in
het papier gedrukt. Door de vegen is het nu zichtbaar geworden. Ik hou het
papier dichter bij mijn gezicht om het e-mail adres te kunnen lezen.
FennaImker@home.nl. Luchtpost,
hoofdstuk 6 Ik open mijn mailbox.
Ik weet haast zeker dat dit het e-mail adres van Fenna is. Nu kan ik haar alle
vragen stellen die ik wil stellen! Aan: FennaImker@home.nl Van:Eva.@home.nl Onderwerp: Luchtpost Hallo Fenna, Ik heb je brief gevonden en
gelezen. Ik ben best wel geschrokken door je verhaal. Ik heb nu zo veel vragen.
Waar kom je vandaan? Heb je er niet eens over nagedacht om te ontsnappen uit je
eigen huis? Word je niet knettergek van de hele dag binnen zitten? Zal je ooit
nog buiten komen? Maar de belangrijkste vraag is. Kan ik je helpen? En hoe? Groetjes Eva. Ik lees de mail nog
een paar keer door. Ik kijk nog een paar keer of het wel het goede e-mail adres
is. Daarna verstuur ik de mail. Nou is het wachten op een antwoord. Ik sluit
mijn mail af en ga naar google. Merel Imker tik ik in. Al snel zijn de
resultaten te zien. Zoals ik al had verwacht zijn de meeste van de resultaten
gebaseerd op de krantenberichten die ik al had gelezen. Ik druk op
afbeeldingen. Daar. Derde afbeelding van de bovenste rij, is een foto van de
man uit mijn droom. Ik klik de foto aan om te zien welke site erbij hoort. Mijn
vermoedens worden bevestigd. Deze man is inderdaad de man die Merel heeft
neergeschoten. Ik slik een paar keer. Hoe komt die man in mijn droom? Voor mijn
droom heb ik hem nooit eerder gezien. Of wel? Op de site staat niet veel nieuwe
informatie. Alleen dat de man 45 jaar was toen het gebeurde en dat hij 4 jaar
de cel in moest, wegens weinig bewijs. Er waren geen ooggetuigen. Ik schrik.
Dat betekend dat die man nu alweer vrij rondloopt! Ergens diep vanbinnen word
ik daar een beetje bang van. Dat is nergens voor nodig. Dat weet ik. Want die
man kent me niet eens! Toch begin ik te twijfelen. Heb ik hem echt niet eerder
gezien? Luchtpost,
hoofdstuk 7 Ik zit maar een
beetje voor me uit te staren. Om de zoveel tijd open ik mijn mail. Nog steeds
is er geen mailtje teruggekomen. ‘Kom je eten?’ roept mijn moeder. Ik sta op
en rek me uit. Langzaam loop ik de trap
af. ‘Zo, jij ziet er niet fit uit.’ Zegt mijn moeder als ik aan tafel ga
zitten. ‘Komt ervan als je de hele dag achter de computer zit.’ Mijn zus geeft
me een duwtje tegen mijn schouder. ‘Heb je de hele tijd achter de computer
gezeten?’ vraagt mijn vader ongelovig. Ik wacht tot ik mijn mond leeg heb
voordat ik antwoord geef. ‘ja.’ Zeg ik droog. Mijn vader schud zijn hoofd. Ik
grinnik want ik moet denken aan wat Evelien vanmiddag zei over een tik hebben.
Mijn vader kijkt me vragend aan. ‘Laat maar.’ Mompel ik. ‘Ik ga naar boven.’
Zeg ik na het eten. ‘Om achter de computer te zitten zeker?’ vraagt mijn zus.
‘Nee, huiswerk.’ Zeg ik terwijl ik de trap op loop. ‘Jaja.’ Hoor ik mijn zus
nog zeggen. Mijn zus heeft het gelijk door als ik lieg. Misschien, na een
tijdje, vertel ik haar over Fenna. Maar nu nog niet. Ik vertrouw haar, maar
niet genoeg. Met weinig vertrouwen en ergens toch wat spanning open ik mijn
mail. En daar, helemaal bovenaan, staat een mailtje met als afzender
FennaImker@home.nl. Ik klik erop om hem te openen. Er staat minder in dan ik
had verwacht. Aan:Eva.@home.nl Van:FennaImker@home.nl Onderwerp: ? Wie ben jij en hoe kom jij aan
mijn e-mail adres? Dat is alles. Ik
slik. Ik kan mezelf wel voor mijn hoofd slaan. Ik heb haar helemaal niet
verteld wie ik ben. Alleen mijn naam, maar dat is alles. Ik zou ook bang zijn
als ik zo’n mailtje van een vreemde krijg waaruit blijkt dat diegene wel heel
veel over je weet. Het e-mail adres stond niet op papier geschreven, dus het
zou heel goed kunnen dat Fenna niet eens wist dat het op één van de papieren te
lezen was. Snel klik ik op de knop waarmee je een nieuw mailtje kan maken. En
dit keer doe ik het goed. Luchtpost,
hoofdstuk 8 Aan:FennaImker@home.nl Van:Eva.@home.nl Onderwerp: ik ben Eva Hallo Fenna, Ik ben Eva. 14 jaar. Ik woon in
een huis met mijn vader, moeder en mijn zus. Ik ziet in klas 2. Ik heb je brief
gevonden in het park, waar ik vaak aan het hardlopen ben. Mijn beste vriendin
heet Evelien. Ik heb 2 goudvissen. Meer weet ik eigenlijk niet te vertellen. Ik
heb je brief goed doorgelezen. Door een ongelukje met puntenslijpsel is je
e-mail adres zichtbaar geworden. Blijkbaar was het doorgedrukt. Ik wou zo graag
antwoord op mijn vragen, dat ik er niet over na had gedacht dat jij niet wist
wie ik was. Sorry. Groetjes Eva Zonder het ook maar
één keer door te lezen verstuur ik de mail. Ik heb de vertrouwen erin dat hij
goed is. Om niet weer de indruk te wekken dat ik de hele tijd achter de
computer zit loop ik naar beneden. ‘Huiswerk af?’ vraagt mijn zus met een
knipoog. ‘Ja.’ Ik plof op de bank. Wat zou ik zonder mijn zus moeten?
Natuurlijk, we hebben wel eens ruzie, maar toch. Ik zou er niet aan moeten
denken dat ik haar kwijt raak. Spontaan geef ik mijn zus een knuffel. ‘Wat doe
jij nou?’ vraagt ze lichtelijk geschrokt. Ik haal mijn schouders op ‘gewoon.’
‘Raar kind’ zucht mijn zus. Ze zet de muziek wat harder en begint te dansen. Ik
begin te lachen. ‘En dan noem je mij een raar kind?’ roep ik boven de muziek
uit. Ik sta op en begin ook te dansen. Nu weet ik het honderd procent zeker. Ik
zou niet zonder mijn zus kunnen! Die nacht slaap ik heerlijk. Geen dromen. In
ieder geval kan ik ze niet meer herinneren als ik wakker word. De volgende
ochtend sta ik met een erg goed gevoel op. Bijna ben ik Fenna vergeten, maar
toch open ik mijn computer om te kijken of ik nog een mailtje heb. Ik lach om
mezelf. ‘Computerverslaafde.’ Mompel ik grinnikend. Luchtpost,
hoofdstuk 9 Zoals ik stiekem al
had gehoopt is er een nieuwe mail. Aan:Eva.@home.nl Van:FennaImker@home.nl Onderwerp: duidelijk Hallo Eva, Ik snap nu wie je bent en hoe je
aan mijn e-mail adres komt. Ik heb even naar je gezocht op google. Nu kan ik
antwoord geven op je vragen. Ik heb altijd al in het appartement gewoond waar
ik nu in woon. Ik kan niet zeggen waar, want ik ben bang dat je me gaat zoeken.
Natuurlijk heb ik weleens plannen gemaakt om weg te gaan, maar dat is haast
onmogelijk. Mijn ouders hebben (ondanks dat het lang geleden is) nog veel
verdriet om mijn zus. Gek genoeg voel ik geen verdriet meer. Het klinkt
harteloos. Het zal wel komen doordat er een groot leeftijd verschil tussen ons
was. Zij is ook degene waardoor ik niet meer buiten mag komen. Af en toe neem
ik dat haar erg kwalijk. Ik weet dat dat niet mag en dat ze er niets aan kon
doen. Ik ben eraan gewend geraakt om binnen te zitten. Vooral in het begin werd
ik gek van mezelf en mijn ouders. Ik kon dan helemaal door het lint gaan. Nu
gebeurd dat haast niet meer. Of ik ooit nog buiten zal komen? Vast wel. Op het
balkon kom ik zo vaak mogelijk. Maar echt helemaal buiten zal denk ik nog wel
een poosje duren. Ik heb eigenlijk geen idee, maar mijn ouders kunnen me niet
mijn hele leven hier vast houden. Ik heb geen idee hoe je me kan helpen.
Eigenlijk heb je me al geholpen. Door mijn brief te lezen. Ik vind het erg lief
dat je je zorgen maakt, maar je kan niets voor me doen. Groetjes Fenna P.S. Ik kan niet altijd terug
mailen. Alleen als mijn ouders aan het werk zijn of liggen te slapen. Ze mogen
echt niet weten dat ik een brief uit het raam heb gegooid en dat ik nu contact
heb met een ‘vreemde’. Ik zucht van
opluchting. Ik heb haar vertrouwen! Toch zit het me dwars dat ik niets voor
haar kan doen. Het liefste zou ik zo snel mogelijk een mailtje terug sturen,
maar dat kan helaas niet. Ik moet naar school. Ik sta op, klap mijn laptop
dicht en verlaat mijn kamer. Luchtpost,
hoofdstuk 10 Terwijl ik op de
fiets zit probeer ik te bedenken hoe ik het goed kan maken met Evelien. Ik
besluit eerst te kijken hoe ze vandaag tegen mij doet. ‘hoi!’ roept Evelien als
ik het schoolplein op fiets. Ik ben opgelucht. Blijkbaar heeft ze me al
vergeven. ‘Hoi Evelien.’ Zeg ik als ze bij mijn fiets staat. ‘Vandaag maar tot
half 1!’ zegt Evelien enthousiast. ‘Dat meen je niet.’ Zeg ik. ‘Echt!’
bevestigd Evelien. ‘Heb je zin om mee de stad in te gaan?’ vraagt ze. Het enige
wat ik wil is weer een mailtje sturen naar Fenna. ‘Ik moet mijn moeder helpen
met de boodschappen.’ Lieg ik daarom. ‘O, jammer.’ Evelien probeert het
onverschillig te laten klinken, maar de teleurstelling is duidelijk te horen.
‘Zullen we naar binnen gaan?’ vraag ik aan haar om de stilte te verbreken. ‘Is
goed.’ Antwoord Evelien. Ze is duidelijk niet meer zo vrolijk als eerst. De
uren die ik naast Evelien zit zegt ze niets. Ze is duidelijk weer boos op mij.
Ik vind persoonlijk dat ze zich niet zo moet aanstellen. Ze is mijn beste
vriendin en dat weet ze heel goed. Als de bel gaat zeg ik doei tegen
Evelien en ren ik naar buiten. Snel fiets ik naar huis. Ik wil zo snel mogelijk
een nieuwe mail naar Fenna sturen! Thuis dump ik mijn tas en jas op tafel en
ren naar boven. Er is nog niemand thuis, dus niemand kan me zeggen dat ik een
computerverslaafde ben. Als ze zouden weten dat ik met een meisje mail wat
nooit buiten komt, dan zouden ze er wel anders naar kijken. Maar dat kan ik ze
niet zeggen. Ik lees het mailtje wat ik vanochtend van Fenna heb gekregen nog
een keer door. Ze heeft antwoord gegeven op mijn vragen, dringt er nu pas echt
tot mij door. Ik lees het laatste antwoord nog een keer. Ik kan haar nergens
mee helpen. Ineens vind ik het allemaal nutteloos. Als ik haar niet kan helpen.
Wat moeten we nu dan verder. Ik maak een nieuwe mail waarin ik mijn nieuwe
vraag stel. Aan:FennaImker@home.nl Van:Eva.@home.nl Onderwerp: wat nu? Hallo Fenna, Dankjewel dat je op mijn vragen
hebt geantwoord. Alleen heb ik nu weer een nieuwe vraag. Al ik je niet kan helpen,
wat kan ik dan wel voor je doen? Groetjes Eva Ik vind het mailtje
een beetje bot, maar verstuur het toch. Nu word het weer wachten op een
antwoord. Luchtpost,
hoofdstuk 11 Mijn moeder komt mijn
kamer binnen lopen. ‘Zit je nou alweer achter de computer?’ vraagt ze met een
boze ondertoon in haar stem. Ik kijk onverschillig op. ‘ja.’ ‘Hier met dat
ding.’ Mijn moeder grist de laptop van mijn bureau en klapt hem dicht. ‘Wat doe
je nou?’ vraag ik geërgerd. ‘Dit stomme ding krijg je over een week weer terug.
Niet eerder.’ Ik raak lichtelijk in paniek. ‘Over een week? Je kan dat ding
niet zomaar van me afpakken!’ schreeuw ik naar mijn moeder terwijl ze nog niet
eens 2 meter van me af staat. ‘Dat kan ik wel. Spreek is wat leuks af met een
vriendin in plaats van de hele tijd achter de computer te zitten.’ Ik bijt op
mijn lip om te voorkomen dat ik nog harder ga schreeuwen. Mijn moeder ziet dat
ze geen antwoord meer krijgt. Ze loopt, met de laptop onder haar arm, mijn
kamer uit. Ik sla met mijn vuist op mijn bureau. Waarom bemoeien ouders zich
altijd overal mee? Ik zak onderuit in mijn bureaustoel en kijk uit het raam. De
zon schijnt op dit moment, maar echt mooi weer vind ik het niet. Ik weet niet
of dat aan mijn humeur ligt of aan de wolken die in de verte te zien zijn. Ik
loop naar beneden. Mijn zus ziet op de bank. Blijkbaar had ze een paar uur
eerder vrij. ‘Jij kijkt chagie.’ Zegt ze tegen mij. Ik haal mijn schouders op.
‘Ik heb niets te doen.’ ‘Heb je zin om even mee te gaan naar de stad?’ vraagt
mijn zus. Ik knik ‘gezellig.’ Zeg ik, maar het klinkt niet heel enthousiast.
‘leuk! Ik pak even een tas en dan gaan we.’ Zegt mijn zus. Ze komt overeind.
Blijkbaar heeft zij ook niets te doen. Buiten pakken mijn zus en ik onze
fietsen en gaan op weg naar de stad. We lopen een tijdje rond. Bekijken kleding
in wat winkels. Echt gezellig is het ook weer niet valt me op. Het is aardig
druk in de stad. Dan valt het me op. Daar. Aan de overkant van de straat. Staat
Evelien me met open mond aan te kijken. Ik schrik en wil naar haar toe gaan,
maar Evelien schud haar hoofd. Ik blijf staan. Evelien loopt de mensenmassa in.
Nog geen minuut later is ze weg. Ik blijf staan. Dit zal ik nooit met Evelien
kunnen uitpraten! 13:52:36 22 Augustus 2013 Permanente link Reacties (0) reacties!Er komen nu elke dag wel een aantal mensen op mijn blog. Ik wil die mensen heel erg bedanken! Zo schrijf ik tenminste niet voor niets. Reacties over mijn verhalen zijn welkom!! 20:31:21 13 Augustus 2013 Permanente link Reacties (0) reactiesreacties zijn altijd welkom! zet ze onder het verhaal en ik zal ze lezen. Ik ben heel erg benieuwd wat jullie van mijn verhalen vinden! 21:19:53 03 Augustus 2013 Permanente link Reacties (0) |
Hoe werkt het? Klik hier
Begin pagina loggy.nl Home Weblog maken RSS Feed ZIE MIJ! ZIE MIJ! is de titel van het eerste verhaal. De hoofdstukken worden hieronder gezet zodat je ze kan teruglezen. hoofdstuk 11 t/m 15 hoofdstuk 6 t/m 10 hoofdstuk 1 t/m 5 luchtpost luchtpost is tweede verhaal. Ook dit verhaal werkt met hoofdstukken. hoofdstuk 23 t/m 33 hoofdstuk 12 t/m 22 hoofdstuk 1 t/m 11 Dochters van de aarde Dochters van de aarde gaat over de twee zusjes Lely en Luna. Het is een fantasie verhaal. Hieronder staan de hoofdstukken! gedichten recensies Hier staan de recensies die ik schrijf over boeken die ik gelezen heb. Gone (verlaten) De kleine Odessa |